De Koptische Christenen, die van de oude Egyptenaren afstammen, gebruiken een zonnekalender die is gebaseerd op de oude Egyptische zonnekalender. De dag begint wanneer de zon ondergaat, net als in de Hebreeuwse kalender. Er zijn twaalf maanden van 30 dagen, gevolgd door een periode van vijf (in schrikkeljaren zes) dagen, een korte dertiende maand die in het Koptisch "p abot n kouji" (de kleine maand) wordt genoemd. Schrikkeljaren zijn die jaren die gedeeld door 4 een rest 3 opleveren.
Op de Koptische kalender wordt het jaar meestal aangeduid met A.M.("Anno Martyrum", Tijdperk der Martelaren). 1 A.M. begint op 29 Augustus 284 (Juliaans), in het jaar dat Diocletianus keizer van Rome werd. Hier vinden we dus toch nog de oude jaartelling van vóór paus Johannes I en Dionysius Exiguus terug. De Koptische maanden hebben Arabische namen.
Pasen wordt gevierd volgens de Juliaanse kalender, volgens de oude regel van Nicaea. Kerstmis valt op 29 Kiyahk, wat altijd samenvalt met 25 of 26 December op de Juliaanse kalender.
De Ethiopische kalender loopt parallel aan de Koptische, maar rekent vanaf 29 Augustus 8 (Juliaans) en gebruikt andere namen voor de maanden.
Hier volgen de namen van de maanden:
Koptisch | Ethiopisch | Dagen |
---|---|---|
Tūt | Maskaram | 30 |
Bābah | Teqemt | 30 |
Hātūr | Khedār | 30 |
Kiyahk | Tākhśāś | 30 |
Ţūbah | Ţer | 30 |
Amshīr | Yakātit | 30 |
Baramhāt | Magābit | 30 |
Baramūndah | Miyāzyā | 30 |
Bashans | Genbot | 30 |
Ba'ūnah | Sanē | 30 |
Abīb | Hamlē | 30 |
Misrā | Nahasē | 30 |
Al-Nasī | Pāguemēn | 5 of 6 epagomenae (extra dagen) |